Overslaan en naar de inhoud gaan

U bent hier

Nieuwe inkomstengrenzen tweedelijnsbijstand

17/09/2015

Juridische tweedelijnsbijstand

Wat? 

Bijstand die wordt verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig juridisch advies, bijstand en vertegenwoordiging, al dan niet in het kader van een procedure.

Voor wie?

Rechtzoekenden waarvan het inkomen zich bevindt onder bepaalde grenzen.
U vindt de inkomensgrenzen hieronder in de tabel (cijfers geldig vanaf 1 september 2015). 

Alleenstaand
volledige kosteloosheid  max. € 953,00 netto/maand
gedeeltelijke kosteloosheid tussen € 953,00 en € 1.224,00 netto/maand
Gehuwd, samenwonend of alleenstaand met persoon ten laste
volledige
kosteloosheid
max. € 1.224,00 netto/maand (=gezinsinkomen)
voorbeeld 1 persoon € 1.390,74
2 personen € 1.557,48
3 personen € 1.724,22
gedeeltelijke kosteloosheid tss € 1.224,00 en € 1.493,00 netto/maand (=gezinsinkomen)
voorbeeld 1 persoon € 1.659,74
2 personen € 1.826,48
3 personen € 1.993,22
(+ € 166,74 pp ten laste)

 

Rechtzoekende waarvan vermoed wordt dat hij onvermogend is:

  • degene die bedragen geniet uitgekeerd als leefloon of als maatschappelijke bijstand, op voorlegging van de geldige beslissing van het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
  • degene die bedragen geniet uitgekeerd als gewaarborgd inkomen voor bejaarden, op voorlegging van het jaarlijks attest van de Rijksdienst voor Pensioenen;
  • degene die een vervangingsinkomen voor gehandicapten geniet, op voorlegging van de beslissing van de minister tot wiens bevoegdheid de sociale zekerheid behoort of van de door hem afgevaardigde ambtenaar;
  • hij die een kind ten laste heeft dat gewaarborgde kinderbijslag geniet, op voorlegging van het attest van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers;
  • de huurder van een sociale woning die huur betaalt die overeenkomt met de helft van de basishuur;
  • de minderjarige op voorlegging van zijn identiteitskaart of van enig ander document waaruit zijn staat blijkt;

Rechtzoekende waarvan vermoed wordt dat hij onvermogend is, behoudens tegenbewijs (weerlegbaar vermoeden):

  • de vreemdeling, voor wat betreft de indiening van het verzoek tot machtiging van verblijf, of van een administratief of rechterlijk beroep tegen een beslissing die genomen werd met toepassing van de wetten betreffende de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, op voorlegging van bewijsstukken;
  • de asielaanvrager of de persoon die verklaart of vraagt om als vluchteling te worden erkend of die een aanvraag indient van het statuut van ontheemde, op voorlegging van bewijsstukken;
  • de persoon tijdens de procedure van collectieve schuldenregeling, op voorlegging van de beschikking van toelaatbaarheid, ongeacht de aard van de procedure;
  • de persoon geconfronteerd met overmatige schulden met het oog op de inleiding van een procedure van collectieve schuldenregeling en mits een schriftelijk ondertekende verklaring van de overmatige schulden;
  • de gedetineerde;
  • de beklaagde bedoeld in de artikelen 216quinquies tot 216septies van het Wetboek van strafvordering;
  • de geesteszieke die het voorwerp heeft uitgemaakt van een maatregel voorzien in de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.